PRINCIPIEEL OF PRAGMATISCH

Hoe verspreid je diervriendelijk gedrag?

Als dierenvriend wil je graag dat de wereld beter wordt voor dieren. Hoe kun je mensen motiveren tot diervriendelijker gedrag? Op wie moet je je richten en wat is je boodschap? Daarover wordt verschillend gedacht. Het beste is natuurlijk als iedereen veganist wordt en we nooit meer dieren gebruiken voor wat dan ook, zelfs niet voor paardrijden. Zoals veganist Willem Vermaat zegt: De rug van een paard is niet gemaakt voor mensen om erop te zitten, net zo min als de uiers van een koe er zijn om melk voor mensen te maken. Het dier volledig in zijn eigen waarde laten, ik denk dat alle veganisten het hier over eens zijn. Het is goed dat dit principiële standpunt wordt verwoord, want zo is duidelijk waar de lat ligt.

Tegelijkertijd is dit ideaal voor het overgrote deel van de mensen heel veel bruggen te ver. Bij mensen die elke dag vlees eten en misschien niet erg bezig zijn met dierenwelzijn, kan zo’n principieel standpunt veel weerstand oproepen. Een organisatie als Wakker Dier steunt daarom ook initiatieven zoals de Kipster-kip. Nog rekkelijker is de Dierenbescherming, die Beter Leven-sterren toekent aan stalsystemen die in de ogen van veel dierenvrienden nog altijd totale horror zijn. In dit soort gevallen gaat het om een relatieve verbetering die in feite minimaal en onvoldoende is, maar wél de levens van enorm veel dieren iets minder verschrikkelijk maakt. Je kunt maar een beperkt aantal mensen tot veganisme bekeren, en je kunt heel veel mensen bewegen om iets minder vlees te eten, of vlees met meer sterren. Het is goed dat deze pragmatici er óók zijn, omdat ze de grote massa bereiken.

Moet die man niet behandeld worden?

Om mijn visie te illustreren heb ik het plaatje rechtsboven gemaakt. Het is een continuüm van standpunten over vlees, met aan de ene kant principiële veganisten en aan de andere kant mensen met een voorkeur voor exploitatie van dieren. Een voorbeeld is Henk-Jan Ormel van het CDA, die zelfs een vegetarisch kookboek van het Voedingscentrum wilde verbieden; hij vond dat de overheid het geld voor dat kookboek moest gebruiken om voorlichting te geven over het nut van dierproeven. Als dierenbeschermer zou je kunnen denken: moet die man niet behandeld worden? Maar bedenk dat dit altijd geldt als mensen ver van elkaar af liggen: de uitersten aan de linker- en rechterkant zullen elkaar nooit begrijpen. Dus spaar je energie en probeer niet om die mensen te overtuigen.

Tussen de extremen zitten allerlei soorten mensen: vegetariërs, scharrelvleeseters, vleesverlaters, doorsnee karbonade-met-bloemkooleters en kiloknallerconsumenten. Al deze standpunten liggen langs een continuüm dat in dit voorbeeld loopt van ‘vlees moet’ tot ‘niks van dieren gebruiken’. Ieder standpunt of gedrag kan op zo’n continuüm geplaatst worden. Zelf ben ik flexanist, vegetariër op weg naar veganisme. Dat heb ik weergegeven met het sterretje op de lijn.

Verwerpingsgebied

Daar omheen hebben mensen een omringend gebied van standpunten die ze ook aanvaardbaar vinden. Ik vind veganisme bijvoorbeeld heel goed, en aan de andere kant vind ik het ook aanvaardbaar als mensen die zelf kippen houden voor de eieren af en toe een haan opeten. Dit is mijn acceptatiegebied. Er zijn ook standpunten die daarbuiten liggen. Sommige daarvan vind ik verwerpelijk. Het standpunt van Ormel (‘vlees moet’) ligt in mijn verwerpingsgebied, net als de doorsnee plofkiphapper en onnadenkende na-mij-de-zondvloed-consument. Tussen mijn acceptatie- en verwerpingsgebied zitten standpunten waar ik geen sterke gevoelens over heb (onverschilligheidsgebied).

Bedenk dat het heel moeilijk is iemand te overtuigen van een standpunt dat in zijn verwerpingsgebied ligt. Ga zelf maar na: als je veganist bent zal niemand je ooit kunnen bewegen om elke dag vlees te eten. Stel dat je een relatie krijgt met een vleeseter, dan ga je heel misschien één keer per week biologisch vlees eten. Maar er zijn dingen waarvan je nooit overtuigd zult kunnen worden. Dat is een gebied waar je nooit zult komen. Voor vleeseters, aan de andere kant van het spectrum, geldt dat óók. Veel beter richt je je dus op mensen die op het continuüm minder ver weg zijn (die bijvoorbeeld al weinig vlees eten) of die nooit echt over het onderwerp hebben nagedacht, want die hebben een lage betrokkenheid en dus een groot acceptatiegebied.

Mensen verschillen niet alleen in waar hun standpunt ligt, maar ook in hoe groot hun acceptatie- en verwerpingsgebieden zijn. Ik neem twee bekende veganisten als voorbeeld, Tobias Leenaerts en Floris van den Berg. Floris vindt, net als veel veganisten, vegetarisme niet aanvaardbaar: vegetariërs willen geen dieren doden, maar met de productie van zuivel en eieren worden óók vele dieren gedood. Tobias Leenaerts bekijkt het meer pragmatisch en heeft daardoor een groter acceptatiegebied. Hij zegt: de grootste groep mensen is heel ver weg van veganisme en voor deze mensen is die stap dan ook veel te groot. Bekeken vanuit mijn continuüm zit de overgrote meerderheid van de Nederlanders inderdaad aan de linkerkant; veganisme ligt ver buiten hun acceptatiegebied. Mensen schuiven niet zomaar op naar een standpunt dat buiten hun acceptatiegebied ligt, dus je kunt beter kleine stapjes aanmoedigen. Veel mensen zijn te bewegen om flexitariër te worden, en wanneer velen dat doen heeft dat een gunstig effect op een groot aantal dieren.

Bovendien kan een kleine verandering de opmaat zijn naar een verdere verschuiving. Immers, als mensen eenmaal iets doen, gaat dat zichzelf versterken (ik heb dat uitvoerig beschreven in mijn boek Je bent wat je doet). Iemand die altijd vlees at en één keer per week vegetarisch gaat eten, ontdekt dát er vegetarisch ‘vlees’ bestaat, dat het kan. Die persoon raakt erover aan de praat met anderen, waardoor verdere bewustwording groeit. Zelfs als diegene het deed vanwege ‘onzuivere’ motieven, bijvoorbeeld gezondheid, heeft het toch effect. Omdat de meningen van mensen vaak het resultaat zijn van hun gedrag (niet omgekeerd; zie Je bent wat je doet), gaat zo iemand op den duur ook makkelijker erkennen dat vlees niet goed is voor dieren en milieu. 

Het ware Noorden

In het algemeen is de grootte van de gebieden afhankelijk van iemands betrokkenheid bij het onderwerp. Als mensen minder betrokken zijn bij een onderwerp, hebben ze een klein verwerpingsgebied. Ze vinden alles wel best, vaak hebben ze er ook nog niet goed over nagedacht. Mensen met een sterke betrokkenheid hebben een groot verwerpingsgebied: ze zien veel standpunten als verwerpelijk. Ormel vindt alleen al het maken van een vegetarisch kookboek verwerpelijk. Zo zijn er ook veganisten die vegetarisme verwerpelijk vinden: voor hen is alleen zuiver veganisme aanvaardbaar. Het is goed dat die mensen er zijn, omdat hun kompas ‘het ware Noorden’ aanwijst: hier moeten we naartoe en nergens anders. In de woorden van Remco Stunnenberg (in het tv-programma De Hokjesman over dierenmensen, een paar jaar geleden): ‘Als je weet dat verkrachten fout is, dan zeg je toch ook niet “Voortaan verkracht ik nog maar af en toe een vrouw”.’

Tegelijkertijd moeten we íedere beweging van links (veel vlees) naar rechts (veganisme) verwelkomen. Als iemand in de richting van meer diervriendelijkheid schuift, moet je dat dus aanmoedigen. Misschien dénk je aan het dierenleed dat diegene nog altijd veroorzaakt, maar je hoeft niet altijd alles te zeggen wat je denkt. Psychologisch is het effectiever om positief gedrag te belonen dan negatief gedrag te veroordelen. Als je mensen prijst om hun diervriendelijke keuzes is er meer kans dat ze diervriendelijker worden. Mensen zijn toch al geneigd om dierenvrienden te zien als fundamentalisten en zuurpruimen van wie ‘niks mag’. Dat is vaak niet terecht, het komt voort uit hun eigen weerstand, maar die weerstand versterk je alleen maar met oordelen. Wanneer je wordt gezien als moraalridder verlies je de sympathie die je nodig hebt om mensen te beïnvloeden en inspireren.

Als je zelf al verder bent kan dit lastig zijn, maar het helpt om het grotere plaatje te zien: de meeste mensen zitten links van het midden en als al die mensen iets diervriendelijker worden, heeft dat grote gevolgen, puur door de aantallen. Bovendien kan de ene stap altijd weer leiden tot de volgende. Sommige organisaties richten zich op die middengroep. Andere gaan verder en hebben daardoor een kleinere doelgroep. Al die mensen en al die organisaties sámen kunnen ervoor zorgen dat de samenleving als geheel diervriendelijker wordt.

 

Dit artikel is verschenen in Vegan Magazine, verenigingsblad van de Vereniging voor Veganisme, juni 2018.

Een ander artikel over dit onderwerp is verschenen in Lekker Vegetarisch, blad van de Vegetariërsbond: http://www.roosvonk.nl/respect-voor-de-carnivoor/