Roos Vonk, Psychologie Magazine, maart 2015
Als student volgde ik een cursus toneel. Het eerste wat ik daar leerde was: als je een verhaal boeiend wilt maken, moet je zorgen dat er een conflict mogelijk is – tussen mensen met verschillende meningen of belangen, of binnen een persoon met verschillende drijfveren. Een potentieel conflict is de sleutel om een verhaal spannend te maken.
Aan deze les moet ik vaak denken als ik kijk naar alle stellige, gepolariseerde meningen in ons land – van zwarte piet tot terroristische aanslagen; tussen politieke partijen maar ook bínnen partijen, die steevast het nieuws halen met interne conflicten. Leven wij in een land waar we voortdurend ruziënd over straat rollebollen? Of is dat wat de media uitlichten omdat ze zo een spannend verhaal hebben?
De vraag stellen is hem beantwoorden. Niet alleen houden de media van een relletje, ze houden ook van mensen met een stevige mening – die overmijdelijk weer een tegenmening oproept. Zulke mensen zijn niet moeilijk te vinden, want stellige, provocerende opinieleiders zijn makkelijker te porren voor een media-optreden dan twijfelaars. Mensen met een ruimer perspectief, die meer kanten van een zaak zien, geen pasklare antwoorden hebben, of de dingen eerst beter willen begrijpen, staan niet te popelen voor een talkshow waar je meteen je woordje klaar moet hebben, liefst als pakkende oneliner.
Dit zou ook best kunnen verklaren waarom vrouwen zo moeilijk in talkshows aan tafel komen. Die hebben immers vaak wat minder zelfvertrouwen en zijn voorzichtiger in hun uitspraken. Ze gebruiken vaker woorden zoals misschien eigenlijk, een beetje. Schuif je aan in een talkshow, dan moet je er ook nog lol in hebben dat iemand anders je uitspraken vol aplomb van tafel veegt, om daar dan weer lekker tegenop te gaan boksen.
De Amerikaanse psycholoog Tetlock* inventariseerde voorspellingen van experts (in allerlei domeinen, zoals economie, management, overheidsbeleid) over uiteenlopende aktuele onderwerpen in de VS tussen 1988 en 2003. Hij vergeleek al hun voorspellingen met wat er uiteindelijk gebeurde. De conclusies waren ontluisterend. Experts deden het in geen enkel domein beter dan leken, ook niet hun eigen expertise-gebied. Integendeel, ze deden het vaak slechter doordat ze extremer waren; ze reageerden eerder in termen van ‘onvermijdelijk’ en ‘uitgesloten’. Ze voorspelden vaker dat iets fout zou lopen, terwijl een realistische voorspelling meestal is dat iets blijft zoals het is.
Experts met een meer gematigde, genuanceerde stijl bleken betere voorspellers, maar uitgerekend zij waren minder beroemd en zaten minder vaak in talkshows. Naarmate experts vaker in de media waren en een hogere ‘Google count’ hadden, hadden ze meer zelfvertrouwen én zaten ze er vaker naast. ‘Het enige vooruitziende dat deze figuren hebben gedaan, is erop staan dat ze anoniem blijven als deelnemer aan dit onderzoek’, zei een commentator.
Binnen de driehoek expert–media–publiek komt de zelfverzekerde praatgraag altijd weer bovendrijven: experts met zelfvertrouwen zoeken vaker de media, en de media houden van gasten met stellige, ‘quotable’ statements. Het publiek vindt dat ook prettig: het heeft behoefte aan zekerheid en duidelijkheid. Mensen willen niet horen dat ergens allerlei kanten aan zitten, dat we niet alles weten en niet alles beheersen omdat ook toeval een grote rol speelt. Vooral niet als ze zelf al onzeker zijn, dan hebben ze behoefte aan houvast.
Als je daarbij bedenkt dat de ene stellige opinie de andere weer uitlokt, wordt duidelijk waarom we zoveel mensen over elkaar heen zien buitelen met hun standpunten. Iedereen blij – de media en het publiek – want zo hebben we én duidelijke standpunten én af en toe een lekker onderhoudende ruzie. Alleen jammer dat we niet beter gaan begrijpen wat er nou écht gebeurt in de wereld en waarom.
* Tetlock, P.E. (2005). Expert political judgment: How good is it? How can we know? Princeton: Princeton University Press.