Categoriearchief: Relaties

Stoom afblazen

Agressie uiten heeft een averechts effect

Draai af en toe het ventiel open en gooi je emoties eruit, dan voorkom je dat het erger wordt, is het vaak advies van -ogen en -gogen. Het is gebaseerd op het idee dat mensen af en toe hun frustratie moeten afreageren; ontladen, zodat ze het ‘kwijt zijn’. Het is een theorie uit de tijd van Freud en de stoommachine: dat je onaangename gevoelens kwijt kunt raken door ‘stoom af te blazen’ en het ‘eruit te gooien’; het catharsis-principe.

Maar hoewel mensen inderdaad agressiever reageren als ze gefrustreerd of boos zijn, blijkt uit onderzoek dat ontlading juist helemaal niet werkt. Integendeel: agressie en vijandigheid nemen alleen maar toe wanneer mensen bijvoorbeeld kijken naar agressie in een film of wanneer ze verbaal of fysiek hun agressie uiten, bijvoorbeeld tegen een boksbal slaan. Het uiten van agressie bevordert nieuwe uitingen van agressie. Er is geen enkel empirisch bewijs voor de catharsis-gedachte. Mensen die erin geloven hebben wel sterker de behoefte aan afreageren als ze boos zijn, maar ook bij hen is het effect averechts.

Alles groeit als je er aandacht of energie aan besteedt, zeggen boeddhisten. In dit geval wordt dat volledig ondersteund door wetenschappers. Een betere methode om van boosheid en vijandigheid af te komen, is afleiding zoeken; de aandacht richten op gedachten of activiteiten die niet met agressie verenigbaar zijn, bijvoorbeeld iets doen dat vrolijk, ontspannen, saamhorig of behulpzaam is. Neem even een afkoelperiode, verzet je zinnen, en ga dan iets leuks doen samen met degene op wie je boos bent. 


Gerelateerde onderwerpen:

 

Levenslessen

Vriendschap is waardevoller dan goede raad

Je bent vast, net als ik, ooit in je leven weleens niet zo lekker bezig geweest. Zeuren, slachtofferig doen, ruzie zoeken, doormodderen in een baan die je niet ligt, of in een relatie met een m/v die het met de moraal of de loyaliteit niet zo nauw neemt. Ik noem maar wat.

Als je dat soort dingen hebt gedaan, en als het nu weer over is, dan weet je dat het soms tijd kost voordat je inziet dat je bent verdwaald. Ik bedoel écht inziet, tot in het diepst van je vezels en je hart – want vaak kun je het wel bedénken maar het voelt anders, en de behoefte ermee door te gaan is sterker. Je moet eerst de dingen zien zoals ze werkelijk zijn, en verantwoordelijkheid nemen voor je eigen aandeel.

Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Het inzicht sijpelt heel langzaam naar binnen, soms is er opeens een helder moment, maar evengoed heb je de volgende dag weer een terugval. In een hopeloze liefdesrelatie werkt het zelfs een beetje als een heuse verslaving. Een junkie doet alles, inclusief anderen en zichzelf voor de gek houden, om de ongezonde gewoonte voort te kunnen zetten. Mensen die verliefd zijn op de verkeerde doen dat vaak ook. Vaak besluiten ze vol goede moed er een punt achter te zetten, maar in een zwak moment vallen ze weer terug en begint alles van voor af aan. 

Dan zeg je tegen je vriendinnen dat het "nu allemaal anders" is omdat je de ander nu doorziet en weet wat je doet. Zij zien met lede ogen aan hoe je aan het klooien bent en proberen je tot inkeer te brengen. Goede raad is vaak helemaal niet duur, de wereld is vol van levenswijsheid immers, maar het heeft vaak geen enkel effect.

Uiteindelijk moet ieder mens toch zijn eigen fouten maken. Je leert van het leven, niet van de woorden van anderen. Je moet helemaal zelf je gat branden en keihard op de blaren zitten, zinken tot aan de bodem. Dat betekent, vanuit de goedbedoelende vriend(in) bekeken, dat het zinloos is op iemand in te praten dat het anders moet, of iemand te helpen de waarheid onder ogen te zien. 

Er is een natuurlijk tempo waarin inzichten indalen. Je kunt niet werkelijk zien waar je in zit totdat je eruit bent. Anderen zien het wel, zij zitten er niet in immers, maar er is niet veel wat ze kunnen zeggen waardoor je opeens wakker wordt. Ze staan erbij en kijken ernaar: een trein die in z’n eigen tempo doordendert. Je praat erover want je zit ermee, en je doet alsof dat verschil kan maken. Maar het is hooguit fijn dat je je ellende kunt delen met anderen en je gesteund voelt. Dat is het enige wat vrienden voor elkaar kunnen doen. Dat is niet niks, overigens. Accepteren dat die trein gaat zoals ‘ie gaat en de ander hoe dan ook steunen; de scherven oprapen van het servies dat die ander telkens zelf stukgooit. Dat is veel moeilijker dan uitleggen hoe jij het ziet, en waarom het anders moet, en hoe. Moeilijker, en van meer betekenis en meer wijsheid.

 

Foute mannen

Waarom het er niet toe doet wat de oorzaak is van zijn gedrag

Lang geleden had ik iets met een foute man. In het begin was hij helemaal niet fout natuurlijk; heel leuk juist. Ik zei een keer tegen hem: “Ik ben blij dat ik nu niet meer om me heen hoef te kijken of ik een leuke man zie. Zit je ergens met een vriendin, zeg je tegen elkaar: die? Ja, leuk, maar misschien is het wel een leeghoofd, of een viezerik. Of een foute man!"

Dat interesseerde hem. “Wat is nu precies een foute man?” vroeg hij. “Als jij dat nu beschrijft, zeg ik wel of ik het ben.” Dat vond ik natuurlijk reuze grappig. Ik besefte ook best dat mannen het nooit zeggen als ze fout zijn. Dat wéten ze zelf niet eens. Dat ontdekken wij, vrouwen, gaandeweg.

Wat maakt iemand dan fout? Wetenschappelijk is daar geen zinnig woord over te zeggen. Wetenschappers oordelen niet, dus niemand is fout. Wel zijn er kenmerken te noemen die bij de partner een gevoel van ‘fout’ veroorzaken. Een daarvan is narcisme. Narcisten maken meestal een leuke eerste indruk. Ze hebben charisma, dus als je er iets mee krijgt denk je aanvankelijk dat je het heel goed getroffen hebt. Pas gaandeweg ontdek je dat de narcist het óók heel goed heeft getroffen met zichzelf – veel minder met zijn omgeving, dus ook met jou. Narcisten zien liefde als een spel, en omdat ze zo bijzonder menen te zijn, denken ze snel dat ze iets beters kunnen krijgen. Op naar de volgende ‘trophee wife’.

Een ander ‘fout’-signaal is als iemand gebonden is. Het gebeurt zomaar, denk je, je wordt verliefd op elkaar, onbedoeld, want hij heeft nog kinderen, een huis, een bedrijf, of wat het ook is dat hem aan zijn partner bindt. Eigenlijk zou je in zo’n situatie een ouderwets kuis en moreel meisje moeten zijn: “Jammer joh, dat je bezet bent. Want daar doe ik niet aan. Heb een fijn kleven, en laat eens van je horen als je vrij bent.” Maar zo gaat het meestal niet. Mensen storten zich in het extra-curriculaire avontuur en doordat de relatie nooit stabiel en gesetteld raakt, blijft het ook nog eens razend hartstochtelijk en verslavend.

Datzelfde gebeurt bij een derde fout-variant: bindingsangst. Heeft je geliefde angst voor intimiteit (ook wel verlatingsangst genoemd), dan heb je steeds het gevoel dat je in een vliegtuig met ronkende motoren op de startbaan staat, maar nooit van de grond komt. De hoop dat dat toch een keer gaat gebeuren kan heel hardnekkig zijn, maar is bijna altijd ijdel. Overigens wordt het etiket ‘bindingsangst’ ook nogal eens uitgedeeld om een geknakt ego te redden: Als een geliefde niet over de brug is gekomen, dan zal ie dus wel bindingsangst hebben. Terwijl het natuurlijk ook kan dat ie gewoon niet op je viel.

In feite doet dat er niet toe. Komt het vliegtuig niet van de grond, om wat voor reden dan ook, dan zit er maar één ding op: uitstappen. Je kwelt jezelf als je dat niet doet. Eigenlijk ben je dan zelf gewoon fout. Eigenlijk bestaan er geen foute mannen – wel domme vrouwen die aan zo’n man blijven hangen en hem de schuld geven als ze ongelukkig worden.

 

Spoorzoeken

Je ex of je liefje virtueel volgen brengt je niet dichterbij

“Nou heeft ze weer zo’n berichtje geplaatst, zo van: Hij en ik zijn voorbestemd voor elkaar. En daar bedoelt ze dus denk ik mijn vent mee! Dat secreet!” Een vriendin is van de kook. Ze heeft het over de (ex?)minnares van haar man, die ze betrapte via Whatsapp. Hij heeft het nu uitgemaakt, zegt hij, maar ze is er niet gerust op. Voor alle zekerheid kijkt ze de hele dag wat er op Facebook gebeurt.

“Maar jij bent toch geen Facebook-vrienden met haar?” Ik probeer het te begrijpen. Voor wie schrijft de minnares die berichtjes? Nou, ze zet gewoon elke dag romantische tekstjes en fotootjes op haar Facebook-pagina – met strikjes en hartjes erbij, “zó ordinair!”

“Maar uh, waarom weet jíj dat allemaal? Ze stuurt dat toch niet naar jou?” Nou, gewoon: vriendin kijkt twee keer per uur op die Facebook-pagina om te weten wat er gaande is. En trouwens, dat is nog maar de vraag, of het niet aan haar is gericht! Want “ze doet het erom natuurlijk! Om mij te treiteren!”

Tja, dan moet je dus vooral steeds gaan kijken, denk ik. Maar ik begrijp het ook wel. Als je onzeker bent, al helemáál in de liefde, wil je gewoon alles weten. Je zoekt informatie, en er zijn vandaag de dag zoveel manieren om die te vinden. Whatsapp, Twitter, Facebook, Spotify: iemand die actief is op sociale media kun je bijna de hele dag volgen. En dan kun je ook nog al iemands potentiële amoureuze targets volgen. Handenwrijvend en bijna met een gevoel van triomf stort de speurneus zich op alle mogelijke virtuele sporen. Kennis is macht: als je de waarheid weet, kun je de wegdwalende geliefde weer in je greep krijgen, lijkt het idee.

Ik vrees dat dit idee twee misverstanden bevat. De ene is dat je de waarheid vindt op je smartphone. Je moet de aanwijzingen die je vindt op alle mogelijke manieren duiden en interpreteren. Je partner kan iemands updates liken omdat ie de berichtgever zélf buitengewoon liket, maar het hoeft niet. Twee mensen kunnen tegelijkertijd online zijn omdat ze met elkaar chatten of appen, maar het kan ook toeval zijn. Kortom, eigenlijk weet je niks. En als je géén aanwijzingen vindt – ze zijn niet tegelijk online, en hij heeft niet haar berichtjes geliked – dan weet je óók niks.

Het tweede misverstand is dat meer kennis je meer controle biedt. De hoeveelheid speurmiddelen die tot je beschikking staan is in feite helemaal niet gerelateerd aan de hoeveelheid controle die je over je wegglippende lief kunt uitoefenen. En het werkelijke probleem los je er al helemaal niet mee op: het vertrouwen in de relatie herstellen. Je zult niets vinden, en niets niet vinden, waardoor je de ander weer vertrouwt.

En omgekeerd: iemand virtueel stalken is ook niet echt een beproefde methode om vertrouwen te herstellen. Het feit dat je het doet onderstreept alleen maar dat de relatie ontspoord is.

Vertrouwen ontstaat in face-to-face contact. Je moet samen tijd doorbrengen, elkaar in de ogen kijken, elkaar zeggen wat je voelt. Als jij je eigen gevoelens uit, is de kans ook groter dat de ander het doet. Is dat contact niet meer mogelijk, dan weet je ook al genoeg.

De vreugde van onzekerheid

Onduidelijkheid intensiveert je gevoelens

Stel je voor dat je solliciteert naar een baan en een gesprek hebt met een groep mensen. Na afloop hoor je dat die mensen je allemaal een fantastische persoon vonden en allerlei positiefs over je hebben gezegd. Het is niet helemaal duidelijk wie precies wat heeft gezegd, of waar ze hun conclusies precies op baseerden, maar als je wilt kun je daar gedetailleerde informatie over krijgen. Wil je die informatie hebben?

Nu een andere. Stel je voor dat je op straat loopt en dat iemand je zomaar een munt van 1 euro in je hand duwt. “Voor jou” zegt de persoon lachend en loopt verder. Zou je nu willen weten waarom die persoon dat doet?

Deze twee situaties zijn heel verschillend, maar ze hebben met elkaar gemeen dat er iets prettigs gebeurt en dat je onzeker bent over wat daar precies achter zit. Je krijgt de gelegenheid die onzekerheid weg te nemen, en de vraag is of je dat wilt. De meeste mensen die deze vraag krijgen voorgelegd, zeggen hierop ‘ja’.* Ze voelen zich blij door de gebeurtenis en ze verwachten dat ze zich nog blijer zullen voelen wanneer ze er meer over weten en hun onzekerheid wordt gereduceerd.

Maar het tegendeel is waar. Het lijkt erop dat de onzekerheid het positieve gevoel intensiveert: wanneer mensen eenmaal de gewenste informatie krijgen, wordt hun positieve gevoel minder dan wanneer ze die informatie niet krijgen. Bij een positieve gebeurtenis kun je dus beter de onzekerheid in stand houden. Dat mensen dit toch niet doen als ze de keus hebben, berust op een verkeerde inschatting van hoe ze zich zoelen voelen wanneer de onzekerheid wordt opgeheven.

Verliefd

Hetzelfde gebeurt als je verliefd bent. In het begin ben je onzeker. Je tobt of de ander je wel leuk vindt, wat je aan doet, wat je kookt, wanneer je elkaar weer ziet. En bij de seks vliegen de vonken er vanaf.

Maar die onzekerheid is slopend, en je gaat van alles doen om die te verminderen. Intieme gesprekken voeren zodat je beter weet wat je aan elkaar hebt. Je toiletspullen bij de ander leggen, zodat je daar je plekje krijgt. Met kerstmis mee naar de schoonfamilie, zodat het officieel wordt. Elkaar trouw beloven. Alles waardoor je je zekerder voelt. Je houdt er geen rekening me dat dat je heftige verliefdheid – en de knallende seks – om zeep helpt.  

Onzekerheid is dus goed! Bij negatieve gevoelens is het anders. Die worden óók geïntensiveerd door onzekerheid, waardoor het wel zinvol is de onzekerheid weg te nemen. Zo kan het prettiger zijn te weten op grond waarvan je precies bent afgewezen voor een baan dan om hierover onzekerheid te hebben.

 

Gedachten lezen

Ken jezelf, vertrouw op een ander

Roos Vonk*

Ooit zouden toenmalig vriendlief en ik een weekje weggaan. We waren het eens over Barcelona. Maar toen de week dichterbij kwam en ik voorstelde te gaan boeken, bedacht hij dat het dichter bij huis net zo leuk was. Brugge bijvoorbeeld. Dan konden we met de auto, spontaan vertrekken wanneer we maar wilden, en als het slecht weer was gingen we gewoon terug en thuis vakantie houden. Daar ging Barcelona! “Ja hoor”, zei ik beschuldigend, “je stuurt er gewoon op aan dat we maar drie dagen weggaan zodat je weer lekker kan gaan werken!” Dat viel niet goed. “Waarom weet jij toch altijd beter wat ik wil dan ík?” zei hij nijdig. “Al ben je dan psycholoog, weet je toch niet beter wat ik denk dan ik zelf!”

Als ik toen het onderzoek van Emily Pronin kende, had ik dat er tegenin kunnen brengen. Zij heeft in diverse studies** aangetoond dat mensen weinig inzicht hebben in hun eigen gedrag. Dit wordt de bias blind spot genoemd: de blinde vlek die mensen hebben voor hun eigen vertekeningen, vooroordelen en wensdenken. Zo vinden we allemaal van onszelf dat we niet discrimineren, niet snel klaar staan met ons oordeel, niet slijmen bij de baas, ons niet a-sociaal gedragen, niet hypocriet zijn, niet roddelen of onze opvattingen laten bepalen door eigenbelang. Dat zijn vooral andere mensen, die dat allemaal doen.

Om te laten zien dat we ons vergissen in onszelf, liet Pronin deelnemers aan haar onderzoek in tweetallen een test voor sociale intelligentie maken. Ongeacht hun werkelijke score kregen alle tweetallen na afloop te horen dat de één heel hoog scoorde op de test en de ander juist laag. Toen ze hun eigen score wisten, werd aan ieder individueel gevraagd hoe betrouwbaar ze de test vonden. Wat denk je: zou je zelf de test minder betrouwbaar vinden als je laag scoorde? Nee natuurlijk, zo flauw ben jij niet. En de deelnemers aan dit onderzoek: vonden zij de test minder betrouwbaar als ze laag scoorden? Ja natuurlijk, zo zijn mensen. Dat bleek ook uit de resultaten.

Vervolgens werd aan de deelnemers uitgelegd dat mensen soms naar zichzelf toe redeneren, door de test minder betrouwbaar te vinden als ze slecht scoren en juist superbetrouwbaar als ze goed scoren. Er werd gevraagd of zij op die manier naar zichzelf toe hadden geredeneerd en of de andere deelnemer, aan wie ze gekoppeld waren, dat had gedaan. Deelnemers die een hoge score hadden gekregen gaven aan dat de test gewoon echt betrouwbaar wás; van hun partner, die laag had gescoord en de test als niet erg betrouwbaar had beoordeeld, vonden ze dat deze naar zichzelf toe had geredeneerd. Omgekeerd zeiden deelnemers die zelf een lage score hadden dat de test écht niet zo goed was; ze hadden het idee dat hun partner aan zelfbedrog deed door de test heel betrouwbaar te vinden, alleen omdat hij zelf goed had gescoord.

Dit betekent dat de deelnemers de neiging tot zelfverheffing (bij een goede uitslag) en zelfbescherming (bij een slechte uitslag) niet bij zichzelf herkenden, maar wel bij de ander. Omdat deze mechanismen – net als veel menselijke dwalingen – onbewust verlopen, heb je helemaal niet in de gaten dat je het zelf doet. Als je bij jezelf naar binnen kijkt, zie je nergens sporen van partijdigheid en gesjoemel, dus je bent er gerust op dat jij daar geen last van hebt. Maar bij jezelf naar binnen kijken is dan ook een onmogelijke opgave, ook al voelt het vaak anders. Bij anderen zie je die vertekeningen juist wel, waardoor je mening over de ware drijfveren van anderen vaak beter klopt.

Kortom, wil je iets over jezelf leren, vertrouw dan op die zelfingenomen ander die beter dan jijzelf meent te weten wat jou drijft, wat je valkuilen en misvattingen zijn. Mensen weten dat over anderen inderdaad vaak het best. Maar laat dat geen reden zijn om nu, gewapend met dit verhaal, op je partner of collega af te stappen en te zeggen: “Zie je nou wel!” Want irritant blijft het. En als je gelijk hebt is het misschien nog wel veel irritanter.

 

Scheve relaties

Wat te doen wanneer je te afhankelijk bent van je geliefde?

Roos Vonk*

In een scheve relatie wil de een meer van de ander dan de ander van de een. Voor het gemak noem ik ze de underdog en het baasje. Ik ben het allebei weleens geweest. In zo’n relatie doet het baasje vaak happy-go-lucky, vrijheid-blijheid: we zien wel. De underdog stemt daar blijmoedig mee in, in de blinde hoop dat er al doende vastigheid groeit. ‘Ik wil je niet aan het lijntje houden’ zegt het baasje soms. Welnee, niet voor mij denken hoor! Ik ben een grote meid/jongen, ik kan voor mezelf denken.

Maar als underdog, verliefd en dus onderhevig aan hormonale blikvernauwing, kun je helemaal niet voor jezelf denken. Alles wat je voelt en denkt is gericht op het veroveren van de buit. Je doet alles wat daarvoor nodig is, inclusief zelfverraad (‘Als ik hem nu even bel, kan ik het daarná met rust laten’) terwijl je zogenaamd ‘bij jezelf blijft’. Zogenaamd, want ‘jezelf’ is een ingekrompen, klem zittende neuroot; geen autonome volwassene met een ruime blik en vrije keuzes.

Eén keuze komt voor de verliefde dwaas sowieso niet in aanmerking: eruit stappen. Je hunkert jezelf van de ene ontmoeting naar de andere – ijsschotsje springen, noemde mijn geliefde dat –, volledig ongewis wanneer je elkaar weer ziet omdat de vraag ‘wanneer zie ik je weer?’ een overtreding is van het motto: ik zie je als ik je zie.

Vaak wil het baasje niet eens benoemen dat het ‘aan’ is. Hij of zij zegt: ‘we hebben het leuk samen, toch? Laten we ervan genieten en niet aan de toekomst denken.’ De underdog doet daar meestal niet moeilijk over, ja prima joh, we zien wel. Als underdog wil je geen zeikerd zijn die de ander claimt: daar knapt ie op af. Je denkt juist de ander langzamerhand te veroveren door heel cool en onafhankelijk mee te doen met de ‘we zien wel’-routine.

Je schikt je welwillend omdat het alternatief onaanvaardbaar is: als je zou toegeven dat je meer wilt dan dit, loop je grote kans dat je met niks eindigt. Dit illustreert een interessant principe dat in onderhandelingen wordt omschreven als: least interest wins. Degene die het minste wil, die wint.

Feitelijk is de underdog dus totaal onderworpen. Maar dat is onaantrekkelijk, dus als underdog speel je dat je ook iets te vertellen hebt. In mijn eigen underdog-periode hoopte ik daarmee ook terrein te winnen: eens zien hoe hij het vindt als ík grenzen stel! Hij kwam bijvoorbeeld bij me eten en ik zei: ‘Je kunt niet blijven slapen, ik moet op tijd naar bed.’ Heel onafhankelijk vond ik dat, maar tot mijn ontsteltenis antwoordde hij: ‘Was ik ook niet van plan, ik moet om tien uur weg.’  

Door het least-interest-principe hebben pogingen om de upper hand te krijgen vaak een averechts effect, want je komt in een spiraal van steeds lagere ‘biedingen’. ‘Als je er niet om 6 uur kunt zijn, hoef je helemaal niet te komen.’ Het baasje zegt dan bijvoorbeeld: ‘Wat jammer nou, ik haal dat gewoon niet. Ander keertje dan maar?’ Wat doe je dan als opklimmende underdog? Als je inbindt (‘Nou, kom dan maar wanneer je klaar bent. Ja hoor, ik ben de hele avond thuis’), zak je terug omlaag en verlies je ook nog je geloofwaardigheid. Als je voet bij stuk houdt (‘Dan maar niet. En weet je wat: als het allemaal zo belastend voor je is, kom dan maar helemaal niet meer!’) is je ijsschotsje uit beeld.

Daarom geldt ook in de liefde, als bij elke onderhandeling: weet wat je doel is – dus hou je eigen standaard van liefde goed voor ogen – én je ondergrens. De beste onderhandelaars zijn degenen met de hoogste ambities, maar weten ook wanneer ze hun verlies moeten nemen en van tafel gaan.

 

Hebben narcisten meer sex-appeal?

Ja, vinden ze zelf. En het is nog waar ook.

Roos Vonk

 

Narcisten vinden zichzelf sexy. In vragenlijst-onderzoek geven ze aan dat ze relatief veel seksuele partners hebben gehad, makkelijk nieuwe relaties beginnen, en als ze een relatie hébben, dat ze nog best veel andere leuke partners kunnen krijgen.

Maar ja, hallo, het zijn narcisten. Wie weet is dit allemaal zelfoverschatting. Om na te gaan of er iets van klopt, hebben Duitse onderzoekers* drie leuke onderzoeken gedaan, oplopend van strak experimenteel gecontroleerd tot natuurgetrouw en middenin het volle leven.

In de eerste studie lieten ze deelnemers een vragenlijst zien die zogenaamd was ingevuld door een andere deelnemer van het andere geslacht. Het ging om een vragenlijst die bedoeld is om narcisme te meten, met uitspraken als “Ik heb een natuurlijk overwicht dat door mensen wordt herkend” en “Mensen vinden het altijd leuk om naar mijn verhalen te luisteren”, maar ook minder leuke aspecten van narcisme, zoals “Ik ben pas tevreden als ik krijg waar ik recht op heb” en “Ik vind het makkelijk om anderen te manipuleren”.

In werkelijkheid hadden de onderzoekers deze vragenlijst ingevuld. Sommige deelnemers kregen een antwoordenpatroon te zien dat typerend was voor een echte narcist, andere zagen antwoorden die juist laag narcisme weerspiegelden, en bij een derde groep zat het in het midden. Aan de deelnemers werd gevraagd hoe sexy de andere deelnemer leek die de vragenlijst had ingevuld, en of het iemand was die de andere sekse zou aanspreken. Het bleek dat de hoog-narcistisch ingevulde test tot hogere scores leidde op deze kenmerken dan de andere twee versies. Een narcistisch antwoordenpatroon wekte dus de indruk dat de persoon relatief sexy was. Ging het om gewoon vriendschap, dan trad dit effect niet op. Als maatje werd de narcistische persoon even aantrekkelijk gevonden als anderen.

In een tweede onderzoek werd de narcisme-test werkelijk afgenomen bij een nieuwe groep deelnemers. Elke deelnemer moest tevens een goede vriend(in) meebrengen naar het onderzoek. Aan deze vriend(in) werd gevraagd om (vertrouwelijk) aan te geven of de deelnemer vaak in de smaak viel bij de andere sekse, complimenten kreeg of uitnodigingen en andere tekenen van sex-appeal. Verder werd gevraagd hoe leuk de persoon was om mee bevriend te zijn. Ook hier bleek dat narcisten (volgens de test die ze zelf hadden ingevuld) niet perse leuker waren om mee bevriend te zijn, maar wel meer aantrekkingskracht hadden op de andere sekse, volgens hun vrienden. Ook bleek dat dit verband samenhing met hun uiterlijke aantrekkelijkheid en sociale ongeremheid. De narcisten zagen er leuker uit, en in contact met anderen waren ze meer op hun gemak, minder verlegen en geremd. Deze kenmerken hingen samen met hun succes bij de andere sekse.

Dat bleek ook uit een derde onderzoek, waarin mannelijke deelnemers werden gerecruteerd om op straat vrouwen aan te spreken. Vooraf werd de narcisme-score van de mannen gemeten met een test. De opdracht was om 25 vrouwen op straat te benaderen en van zoveel mogelijk vrouwen hun contactgegevens (bijv. telefoon, email, facebook-gegevens) los te peuteren. Twee onderzoeksassistenten liepen er onopvallend achteraan om bij te houden wat er gebeurde en naderhand nog wat vragen te stellen aan de benaderde vrouwen – als die dat wilden althans, want veel vrouwen waren afgeknapt en wilden gauw verder lopen. Gemiddeld lukte het de mannen slechts om van 1,9 vrouwen contactgegevens te krijgen, maar er was een grote spreiding. De helft van de mannen scoorde 0 vrouwen, een enkeling scoorde er 14. De narcisten bleken ook hier weer het meest succesvol. Zij kregen van meer vrouwen gegevens los. (De vrouwen die ze benaderden waren even aantrekkelijk, dus ze gingen niet eerder achter een makkelijk succesje aan.)

Ook in deze studie kwam naar voren dat het succes van narcisten samenhing met hun hogere aantrekkelijkheid en ongeremdheid. In eerder onderzoek is al aangetoond dat narcisten het beter doen in speeddating-settings, doordat ze charismatischer overkomen. Ze kleden zich leuker, ze stralen meer zelfvertrouwen uit, ze maken makkelijk contact en hebben een geanimeerde conversatie. Op foto’s zijn ze niet per se fysiek mooier dan niet-narcisten, maar ze besteden meer aandacht aan hun uiterlijk en door hun lichaamstaal en hun lossere stijl komen ze wel aantrekkelijker over: ze hebben meer charme.

Narcisten hebben dus echt meer sex-appeal. Maar ze roepen niet heel veel warmte en sympathie op bij mensen die hen langer kennen. In vaste relaties doen ze het ook niet best: ze kijken meer om zich heen of ze een leuker iemand zien, zijn vaker ontrouw, en zijn weinig empathisch en betrokken bij hun partner. Ze komen dan ook vaak in de categorie “foute man” of “femme fatale”. Conclusie: kom je een leuke narcist tegen, laat je dan lekker versieren, maar beschouw het als een one-night-stand – nou vooruit, twee nachtjes dan.

 

Prinsesjes

Wat te doen aan de mankementen van je man?

Roos Vonk

In het begin van een relatie is de vrouw vaak de meest bindingsdriftige partij, terwijl de man liever nog een slag om de arm houdt. Maar in de loop van een relatie, als ze hem eenmaal ‘heeft’, verandert er vaak iets bij de vrouw. Ze ontdekt dat de man mankementen heeft en die wil ze fiksen. Dat kan nog wel lukken als het gaat om hoe hij zich kleedt, hoe hij eet, of het bijbrengen van fatsoensnormen over bijvoorbeeld scheten en boeren.

Maar veel beoogde veranderingen gaan verder dan dat. Hij moet gezelliger zijn, of hij moet niet altijd het hoogste woord hebben in gezelschap (‘laat mij nou even!’), of juist vaker zijn mond open doen (‘zeg jij nou eens wat!’); hij moet tactvoller en attenter zijn, gevoeliger ook, en hij moet beter luisteren, niet problemen gelijk willen oplossen maar begrip tonen; hij moet kunnen knuffelen zonder gelijk aan seks te denken; niet als een zombie zitten zappen of computeren; hij moet op zijn werk meer voor zichzelf opkomen (‘dat laat je toch niet op je zitten!’); en als hij helpt in het huishouden of een klusje voor haar doet moet dat op háár manier en niet naar zijn eigen inzicht (‘ach, je snapt er niks van!’).

Niet alleen verbaal geeft mevrouw signalen over wat er aan hem schort, ook nonverbaal krijgen mannen soms heel wat naar hun hoofd. Ze kijkt misprijzend als hij met de verkeerde boodschap thuis komt, ze slaat met deuren of gooit servies kapot, ze huilt, ze zwijgt hem dood of ze kijkt zuchtend omhoog als hij met een idee komt dat híj leuk vindt. Jamie Cullum bezingt het heel mooi:

Can nothing I do make you happy anymore,
Can nothing I say put a smile upon your face?

Het effect van haar ongerief op de man lijkt vaak nogal matig. Hij knikt en zegt “goed hoor schat”, of hij reageert helemaal niet en verschuilt zich achter de krant, de computer of onder zijn auto. Het ene oor in, het andere uit. Oostindisch doof. Mijn eigen vader bleek na de dood van mijn moeder veel beter te kunnen horen dan wij allemaal dachten.

Maar achter die onverstoorbare buitenkant, door vrouwen ook wel geïnterpreteerd als slappe-zakkerigheid, doen haar afkeurende woorden en blikken vast en zeker toch pijn. Iedereen heeft waardering nodig, niemand vindt het fijn om afgekat te worden, en – misschien kijk je hier van op, maar een man zal nooit denken: 'Laat ik nou eens precies worden zoals zij me wil. Joepie, wat zal het fijn zijn als ik goed genoeg ben voor haar!' De meeste mannen knikken ja en amen of ze zwijgen gewoon als er weer iets niet naar haar zin is. Ze denken dat een tirade dan het snelst voorbij is en ze weer verder kunnen met hun eigen ding.

Maar ondertussen knaagt er toch iets bij zo’n man, onzichtbaar op de achtergrond. I'll change my sorry ways, zegt Jamie Cullum tegen zijn fulminerende geliefde die hem een stupid twat noemt, maar hij dénkt: So tell me why mysteriously I'm annoyed instead of shamed.

Na een tijdje kan die ergernis en gekwetstheid zomaar als een duveltje uit een doosje komen. Dan wordt hij bijvoorbeeld pardoes verliefd op een ander, iemand die hem wél geweldig vindt, hij verbreekt de relatie of begint een affaire, of allemaal. Als hij dan uitlegt dat het hem al een tijdje niet lekker zat, is zij boos en gekwetst. ‘Waarom kom je daar nu pas mee?!’ Al die tijd liet die slappe zak alles over zijn kant gaan, en nu dit?! Al die tijd heeft hij niks laten blijken. En daardoor – ja door zijn schuld, want hij liet het allemaal gebeuren! – dacht zij dat ze onbeperkt op hem kon foeteren.

And not before long,
This stubborn soul thinks he's done no wrong.

Eigenwaarde

Moet je van jezelf houden om van een ander te houden?

Roos Vonk

Je moet eerst van jezelf houden om van een ander te kunnen houden.’ Klopt dat? Het antwoord hangt ervan af wat je verstaat onder ‘van jezelf houden’. Een lage zelfwaardering is inderdaad niet bevorderlijk voor een goede relatie: onzekere mensen hebben veel bevestiging nodig. Bij bedreigingen van de relatie zijn ze geneigd om bij voorbaat al gevoelsmatig afstand te nemen van de partner, omdat ze er niet op rekenen dat die hen steunt.* Als de partner ergens mee zit, voelen ze zich aangevallen waardoor ze defensief kunnen reageren.

Maar kijken we enkel naar de duur van een relatie, dan kunnen we niet zeggen dat hoge zelfwaardering bevorderlijk is voor de duur. Dit komt doordat mensen met een hoge zelfwaardering eerder uit de relatie stappen als het niet goed gaat. Mensen met een lage zelfwaardering hebben het gevoel dat ze weinig alternatieven hebben en zullen dus bij hun partner blijven – ook in slechte tijden, en ook als het wellicht beter zou zijn op eigen benen te gaan staan. De liefdesgevoelens van deze mensen worden minder gekenmerkt door gepassioneerde liefde en meer door zelfopofferende liefde. Voor de partner van deze mensen is dat allemaal geen onverdeeld genoegen: de onzekere partner heeft veel behoefte aan bevestiging en is zo gevoelig voor afwijzing dat je voortdurend op je hoede moet zijn om crisis te vermijden.**

Je zou dus zeggen dat mensen met een hoge zelfwaardering meer in staat zijn tot ‘echte liefde’ en een gezonde relatie. Maar niet alle soorten hoge zelfwaardering zijn gezond. Een bepaalde vorm van hoge zelfwaardering is narcisme. Narcistische mensen zien de liefde vooral als een spelletje. In een onderzoek*** scoorden ze hoger op vragen als: ‘Ik houd mijn partner een beetje in het ongewisse over mijn liefde voor hem of haar’ en ‘Ik vind het leuk om het spel der liefde te spelen met meerdere partners.’ Het spelen met de liefde bleek voort te komen uit hun relatief grote behoefte aan macht en aandacht.

Narcistische mensen hebben vaak veel flair, en kunnen dus in de beginnende fase van een relatie aantrekkelijke en spannende partners lijken. Ze komen echter niet snel voorbij die fase, doordat hun gebondenheid laag blijft. Ze zijn erg met zichzelf ingenomen, dus in hun beleving kunnen ze veel aantrekkelijke partners krijgen. Na de eerste fase krijgen ze het idee dat hun partner wellicht niet leuk genoeg is om zo’n superman of -vrouw als zijzelf te matchen. Ze hebben het gevoel dat ze iets beters kunnen krijgen. Ze hebben dan ook veel oog voor andere mensen waar ze wel mee uit zouden willen.

Een gezonde positieve zelfwaardering daarentegen blijkt samen te hangen met gepassioneerde liefde en ook met een constructieve opstelling als er een conflict is in de relatie. Wanneer de partner een probleem aansnijdt, zien ze dit als een uitdaging om het samen op te lossen en de relatie verder te ontwikkelen. Je moet dus inderdaad van jezelf houden – op een gezonde manier – om van een ander te houden, en vooral: om samen verder te groeien.