Roos Vonk*
Ik woon in landelijk gebied met hier en daar een boerderij. Bij het wandelen kom ik soms langs een grote schuur waar geschreeuw van varkens uit komt. Ik heb mezelf vaak van alles in mijn hoofd gehaald over vreselijke taferelen achter die staldeuren. Op een dag trok ik de stoute schoenen aan en belde aan bij het huis van de boer. Tot mijn verbazing kwam er een vriendelijke man naar buiten, die in niets leek op de dierenbeul die ik had gefantaseerd. Hij vertelde dat er 250 fokzeugen in de stal stonden die soms ruzie maakten over het voer. Dan ging het er wel eens stevig aan toe.**
‘Zou het niet leuker zijn als ze lekker buiten liepen?’ vroeg ik. ‘U hebt een wei en u kunt een modderpoel maken!’
‘Ja, dat zou ik ook wel willen’ zei hij, ‘dat hadden we vroeger ook. Maar toen hadden we 25 varkens. We hebben er nu teveel. Ze mogen niet meer naar buiten, vanwege de mest.’
‘Misschien weer gewoon 25 varkens nemen in plaats van 250?’ probeerde ik nog.
Nee natuurlijk: ‘Een varken brengt veel te weinig op. Ik kan er nu al amper van rond komen.’
De boer zit eigenlijk net zo klem als de varkens. Klem tussen lage marges aan de ene kant – afgedwongen door supermarkten die vlees willen verkopen voor minder dan de prijs van hondenvoer – en aan de andere kant milieuwetgeving en boze blikken van de burgers die oh zo van dieren houden, maar ondertussen wel die goedkope kiloknaller willen. Hoe moet je het als veehouder ooit goed doen in deze situatie?
Door de lage winst per dier proberen boeren met schaalvergroting een acceptabel inkomen te verdienen. Maar op termijn heeft dat in ons kleine land zoveel ongewenste gevolgen dat het niet vol te houden is: er ontstaat overproductie, milieu- en klimaatschade (volgens berekeningen van de wereldvoedselorganisatie is de uitstoot van broeikasgassen door de veehouderij hoger dan die van alle auto’s, vrachtwagens, treinen, schepen en vliegtuigen bij elkaar!), gevaren voor de volksgezondheid (denk aan fijnstof, dierziektencrises en resistente bacteriën, waar inmiddels al vele varkenshouders mee besmet zijn), en verdere voedselschaarste in de derde wereld, waar landbouwgrond wordt gebruikt om voer voor ons vee te telen. Bedenk dat voor 1 kg varkensvlees 4 à 5 kg graan nodig is. Met de toenemende wereldbevolking is de huidige vleesproductie domweg niet vol te houden, tenzij we mensen elders in de wereld laten verrekken van honger.
We moeten wat verder gaan kijken dan onze neus lang is. Schaalvergroting is niet eindeloos vol te houden. Elke week stoppen in Nederland 40 agrarische bedrijven, veelal omdat ze de race naar steeds grotere productie niet meer volhouden. Verdere industrialisering kan niet de oplossing zijn voor problemen die juist door industrialisering zijn ontstaan.
Daarnaast is de omgang met dieren vaak niet meer zoals we dat willen in een beschaafde samenleving. Varkens zijn zeer intelligente dieren; intelligenter dan honden bijvoorbeeld, en in bepaalde opzichten intelligenter dan mensen op kleuterleeftijd. Burgers voelen zich er ongemakkelijk bij dat deze dieren niet buiten komen, niet kunnen rondsnuffelen, wroeten, rennen, stoeien; dat zeugen bevallen tussen metalen stangen en dat biggen al jong bij de moeder weggehaald worden. Dit alles wordt ervaren als onnatuurlijk en dieronvriendelijk. En dan is de boer alwéér de boosdoener.
Dat is niet terecht. In feite ligt de verantwoordelijkheid vooral bij overheid, supermarkt en consument. Als de prijs per dier omhoog gaat (m.a.w. als we een fatsoenlijke, reële prijs gaan betalen voor vlees), kan de boer kleinschaliger en milieu- en diervriendelijker gaan werken. Hij kan minder dieren houden, die kunnen weer buiten lopen. Er is weer grondgebonden productie mogelijk, waarbij voer en dieren niet de hele wereld over worden gesleept en de enorme ellende van veetransport verdwijnt. De boer wordt weer degene die voor ons aller eten zorgt en waar de varkens gezellig rondscharrelen. Iemand die we waarderen, die dichtbij de natuur staat in plaats van een grootindustrieel die het milieu en het landschap verpest.
Echte stappen zijn alleen te realiseren als het prijsbeleid zodanig verandert dat een kleinschaliger, mens- en diervriendelijke productie aantrekkelijker wordt voor de consument – en dus ook voor de boer. In plaats van maar door te modderen moeten we het roer drastisch omgooien, om de grote en urgente problemen in de wereld van nu het hoofd te bieden. Dan kunnen we de stap maken naar een duurzame veesector, waarin econonomie en technologie in dienst staan van het welzijn van dieren, van de mens, van de samenleving en de natuur. Door de kabinetten van Balkenende en Rutte zijn we – burgers en boeren – in slaap gesust met korte termijn-beleid, lapwerk-maatregelen en schijnoplossingen. Het is nu tijd om wakker te worden. Er bestaan échte, structurele oplossingen. Maar alleen als we de werkelijke problemen onder ogen durven zien.
* Dit artikel verscheen in Pig Business, 2010, onder de titel Word wakker.
** Ik ben later voor een televisieprogramma bij deze boer in de stal geweest, dit bezoek is te zien op mijn youtube-kanaal.