Stel je doet mee aan een onderzoek over besluitvorming. Een van de vragen begint met een verhaal over een inbraak waarbij een schroevedraaier is gebruikt. De politie heeft drie verdachten van wie je foto’s ziet met een toelichting. Een van de verdachten heeft geen alibi, heeft een strafblad, is werkloos, en werd aangehouden met een heleboel geld op zak en een schroevedraaier. Oh ja, en hij is zwart, zie je op de foto. Er wordt gevraagd wie volgens jou het meest verdacht is. Wijs je de zwarte man aan?
Ja natuurlijk, dat doen we allemaal: Hij heeft alles tegen zich en de andere twee verdachten niet. Stel nu dat je na het onderzoek de antwoorden ziet van een andere deelnemer. Deze deelnemer heeft opgeschreven: “Ik sla deze vraag over. Deze zaak is duidelijk in elkaar gezet om de zwarte man het meest verdacht te maken. Ik doe hier niet aan mee.”
Wat is je indruk van deze deelnemer? Je hebt zelf net meegewerkt. Het was jou ook opgevallen, maar je hebt gewoon braaf de vraag beantwoord. Nu maakt iemand opeens principieel bezwaar.
Mensen die dit daadwerkelijk meemaken, vinden deze ‘morele rebel’ een irritant betwetertje: vooringenomen, overtuigd van eigen gelijk, en niet erg coöperatief.* Hetzelfde gebeurde in de beroemde gehoorzaamheids-experimenten van Milgram, waar de meeste deelnemers bereid bleken iemand een gevaarlijke of zelfs dodelijke schok toe te dienen. Wanneer zij achteraf werden geconfronteerd met een deelnemer die had geweigerd, zeiden ze vaak: “Hij moet niet zo dwars liggen, als iedereen dat doet komt het onderzoek nooit af.”
Het grappige is dat de morele dwarsligger geheel anders wordt beoordeeld door mensen die niet vlak daarvoor zélf de situatie hebben meegemaakt. Mensen die het verhaal over de politiezaak lezen en dan meteen de reactie van de rebel zien, zonder dat eerst naar hun eigen reactie is gevraagd, zien de rebel als een moreel voorbeeld; ze beoordelen hem als onafhankelijk, sterk, eerlijk, intelligent en volwassen. Het enige verschil is dat deze mensen niet vlak daarvoor in de gelegenheid zijn gebracht om meegaand te doen, dus om datgene te doen waar de rebel zich tegen verzet.
Degenen die zelf net hebben meegewerkt, blijken de dwarsligger onbewust te ervaren als iemand die hun gedrag afwijst. In feite maakt de rebel een punt waar ze zelf niet aan hadden gedacht. Hierdoor voelen ze zich tekort schieten. De meeste mensen zien zichzelf als moreel en zelfs als moreler dan gemiddeld. Door het gedrag van de rebel komt die overtuiging onder druk te staan. Dit roept een defensieve behoefte op om de rebel af te kraken: wat een overdreven heilig boontje.
Waarschijnlijk hebben we dit allemaal wel meegemaakt. Zo wilde ik ooit een vriendin een Cola aanbieden in een milieuonvriendelijk blikje, waarop ze zei: “Geef me dan maar gewoon water, ik wil liever niet een drankje uit blik”. Ik zie mezelf als reuze milieuvriendelijk, maar op dat moment dacht ik: “Jemig, je kan ook te ver gaan met die milieu-mierenneukerij.” Omgekeerd verklaart dit misschien ook waarom mensen soms zo bozig reageren als ik zeg dat ik geen vlees eet. “Ik probeer toch juist het goede te doen?”, denk ik dan. “Ik doe die mensen niks!” Maar dit onderzoek laat zien dat ik die mensen eigenlijk wél iets doe. Zelfs als ik het niet zo bedoel, kunnen ze mijn gedrag onbewust ervaren als kritiek op hun gedrag.
Als morele dwarsliggers ons zo ergeren, hoe moet de wereld dan ooit beter worden? We moeten dan eerst aan ons zelfvertrouwen en onze integriteit werken. Na een oefening waarin mensen hun hoogste waarden en idealen overdenken, blijken ze het gedrag van morele dwarsliggers juist inspirerend te vinden: oeps, erkennen ze, die persoon doet iets waar ik helemaal niet aan heb gedacht; wat goed, dat ga ik voortaan ook proberen!
* Monin e.a. (2008). The rejection of moral rebels. Journal of Personality and Social Psychology, 95, 76-93.